Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA8982

Datum uitspraak2000-09-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers35497
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Nr. 35497 27 september 2000 gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 juni 1999 op het verzet van belanghebbende tegen de beschikking van de Voorzitter van de Vierde Meervoudige Belastingkamer van dat Hof betreffende na te noemen verzoek om haar wederpartij te veroordelen in de proceskosten. 1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof Ten aanzien van belanghebbende is bij een aantal op één biljet verenigde beschikkingen van de Directeur van de dienst Gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam (hierna: de Directeur) de waarde van een aantal onroerende zaken voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000, vastgesteld. De beschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Directeur gehandhaafd. Belanghebbende heeft een aanvankelijk bij het Hof ingesteld beroep tegen de uitspraak van de Directeur ingetrokken nadat partijen een compromis hadden gesloten. Bij de intrekking heeft belanghebbende tevens verzocht een afzonderlijke kostenveroordeling uit te spreken. De Voorzitter van de Vierde Meervoudige Belastingkamer heeft bij beschikking de Directeur veroordeeld tot een proceskostenvergoeding ten bedrage van f 710,--. Het Hof heeft het verzet van belanghebbende tegen die beschikking gedeeltelijk gegrond verklaard. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld De Directeur heeft een vertoogschrift ingediend. 3. Beoordeling van het middel Het Hof heeft het bedrag aan belasting dat minder zou zijn verschuldigd op grond van de stellingname van belanghebbende in de ingetrokken beroepzaak, geschat op meer dan f 2.000,-- maar minder dan f 15.000,--, en heeft vervolgens geoordeeld dat niet gesteld of gebleken is dat deze schatting te laag is. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan voor het overige als verweven met waarderingen van feitelijke aard in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Het is niet onbegrijpelijk. Uitgaande van dit oordeel heeft het Hof terecht bij het bepalen van de procesvergoeding de factor ter zake van het gewicht van de zaak gesteld op 1. Het middel faalt derhalve. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is op 27 september 2000 vastgesteld door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.G. Pos en L. Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier P.E. Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.